Vinexpromenade

Met ‘De Grote Doorbraak’ veranderde in 1960 het Heerlense centrum voorgoed. Door de tot dat moment gesloten westkant van de Bongerd open te breken, ontstond de Promenade. Het moest Heerlens meest prestigieuze winkelstraat worden. Twee warenhuizen vormden de eerste twee hoekstenen van de Promenade. Aangezien gesloten warenhuizen op dat moment mode waren, vestigde De Grand Bazar (nu H&M) zich in een meer gesloten variant van de Bauhaus stijl aan de ene kant. Even later ruilde Schunck (nu Berden) het transparante Glaspaleis in voor een gesloten warenhuis op de andere hoek.

In 1968 en 1969 volgden de volgende hoekstenen: Twee bankgebouwen. De ABN op de zuidwestelijke hoek met de Geerstraat en de Boerenleenbank op de hoek met Honigmannstraat. De vijfde en laatste hoeksteen volgde in 1976, toen Brutalisme binnen de Nederlandse architectuur behoorlijk populair was en nog ontbrak in het centrum van architectuurstad Heerlen: Winkelcentrum De Plu mét stadskantoor vulde als laatste hoeksteen van het Promenadeproject deze leegte en kreeg brutalistische trekken.
Helaas kent het Brutalisme vandaag nog maar weinig liefhebbers. Waar de opmerkelijke architectuur van de Boerenleenbank net op tijd de waardering kreeg van de oplettende voormalig stadsarchitect Van Mastrigt en zo de sloopkogel nog net ontweek, gold dit niet voor De Plu.


Een meer recente architectuurstroming die nog maar weinig fans heeft weten te vergaren is de Vinexwoning. Door bevolkingskrimp is Parkstad dit verschijnsel redelijk bespaard gebleven, op enkele straten zoals het Vossepark op de Molenberg na. Bij Vinex-architectuur wordt door de architect en ontwikkelaars voornamelijk geprobeerd om zoveel mogelijk winst uit een zo klein mogelijk grondoppervlak te halen. Dit leidt tot appartementencomplexen of betrekkelijk smalle maar hoge huizen op een klein grondoppervlak. Het gevolg van deze ontwerpkeuzes is dat koken en leven op verschillende etages plaatsvinden en ouders en kinderen ieder ook over een eigen slaapverdieping beschikken. Dat deze woningen toch gretig aftrekken vinden komt vooral door de woningschaarste. Binnenkort gaan we kennis maken met de nieuwste Vinexoptimalisatie. Hierbij zijn de bovenste 3 lagen geschrapt en samengevoegd op de kleine begane grond: Het Tiny House.


Een Vinexvoorbeeld dichterbij het centrum van Heerlen is Klein Vaticaan. Dit zegt u niks? Dat begrijp ik. Klein Vaticaan is halverwege de Gasthuisstraat te vinden aan uw linker- en rechterhand. Dat u nooit de keuze heeft gemaakt dit gebied te verkennen vergeef ik u. Binnen Vinexontwikkelingen is er namelijk bijzonder weinig aandacht voor de openbare ruimte. Openbare ruimte levert niks op, dus mag het ook niet te veel kosten. Wat stenen en planten en verder niks. Mochten er toch mensen zich aangetrokken voelen om Klein Vaticaan te verkennen, ondanks dat er dus alles aan is gedaan om dit te voorkomen, dan is de poort tussen Klein Vaticaan en het Betaplein voor eeuwig gesloten. Stel je voor dat je pardoes dit gebied binnen zou lopen.

Een ander Vinexvoorbeeld is de wijk Céramique in Maastricht, waarvoor de grote architect Jo Coenen het masterplan tekende. Wat zegt u? Tijdens uw vele bezoeken aan de fraaie binnenstad van Maastricht heeft u nooit de oversteek van de Maas gewaagd om dit moderne deel van Maastricht van deze gerenomeerde architect te ontdekken? Ik kan u geen ongelijk geven. Van Wonderen tipte in zijn boek Treurtrips de regio Parkstad, ik beveel u in deze categorie graag Céramique aan.

Diezelfde Coenen zette als directeur van IBA Parkstad de eerste schetsen voor het Heerlense Promenadepark, toen nog wat ambitieuzer Central Park geheten. Ik moet u even uit uw droom helpen. Promenadepark is niet de vergroening van de Promenade, maar de bebouwing van Schinkel Zuid, het gebied waar De Plu stond en tot voor kort de Stadstuin was. Na wat kritiek op de plannen van Coenen vervinexeerde vastgoedontwikkelaar VOC deze zeer vakkundig nog wat verder. Zelfs inclusief mislukte pogingen om het ontwerp aan de richtlijnen van De Heerlense School te laten voldoen. Het motto was waarschijnlijk: fraaier kunnen we het niet maken, winstgevender wel.

Als inwoners van Heerlen moeten we ons hardop afvragen of we de komende 30 jaar (op z’n minst!) tegen deze Vinexpromenade aan willen kijken, of dat we liever meer Huisman (Maankwartier), Houben (Stadskantoor) of Feron (o.a. herontwikkeling Sporthuis Diana) willen. Architectonische kunstenaars die veel meer aandacht hebben voor de omgeving en ruimtelijke kwaliteit. Wat in ieder geval gewenst is, is veel meer brutalisme ten opzichte van vastgoedontwikkelaars.

Zeker hier.

Promenadepark: Op eenheidsworst zit Heerlen niet te wachten

“Als mensen over 50 jaar naar de gebouwen in het Schinkelkwadrant kijken, wil ik dat ze zeggen dat ze typisch zijn voor de architectuur van die tijd.”

Dit zegt Miriam Jongen in de 6e aflevering over de serie artikelen die het oude en nieuwe erfgoed in Heerlen belicht. Maar zit Heerlen daar ook op te wachten?

Vorige maand publiceerde haar vastgoedbedrijf VOC op promenadepark.nl al de eerste impressies van de bouwplannen voor Schinkel Zuid. Eerder was al gecommuniceerd dat de plannen zouden passen binnen de ‘Heerlense School’. Uit deze impressies blijkt dat door het toevoegen van enkele verwijzingen naar andere gebouwen in Heerlen een poging is gedaan om daaraan invulling te geven. Maar het geven van invulling aan de Heerlense School is daarmee juist níet geslaagd.

Doelstelling van De Heerlense School is het vergroten van de kwaliteit van de bebouwde omgeving. Heerlen heeft een behoorlijke reputatie op het gebied van vooruitstrevende architectuur en de Heerlense School moet ervoor zorgen dat die positie ook in de toekomst behouden blijft. Daarom dwingt De Heerlense School af dat elke nieuwbouw en/of verbouwing zich laat inspireren door de mensen, architectuur en gebouwen die zich daar ooit bevonden.

Als ik naar de impressies voor het Promenadepark kijk, concludeer ik dat dit niet is gebeurd. De Promenade was ooit een winkelstraat van grote allure, één van de modernste van Nederland. Voordat de Promenade werd gerealiseerd bevonden zich aan de Geerstraat ooit fraaie herenhuizen. Dit, en andere gebouwen in de omgeving, zoals het theater en de flats ernaast, geven in de directe omgeving meer dan voldoende context om een nieuw ontwerp op te inspireren. Maar in het ontwerp voor Schinkel Zuid zie ik noch moderne allure, noch de allure van stadse herenhuizen of een aansluiting op de bebouwing rondom het Van Grunsvenplein. Slechts een aantal elementen verwijzen naar een aantal (willekeurige?) andere Heerlense gebouwen. Daarmee is het ontwerp voor Schinkel Zuid totaal niet geïnspireerd op hetgeen zich daar, of in de omgeving, ooit bevond. Dit ontwerp zou net zo goed gebouwd kunnen worden op nieuwbouwlocaties in Almere, Leidsche Rijn of Houten. Sterker nog, het is inderdaad de vinex architectuur die typisch is voor deze tijd. Precies wat Jongen ambieert maar waar we in Heerlen niet op zitten te wachten. En dat is dan ook wat De Heerlense School moet voorkomen.

Heerlense School en Historiserend Bouwen geen synoniemen

Daarnaast beweert Jongen in het artikel in De Limburger dat De Heerlense School synoniem is voor Historiserend Bouwen. Dat is niet waar, de Heerlense School geeft juist heel bewust veel meer ruimte dan alleen Historiserend Bouwen. Nieuwe gebouwen die in Heerlen zijn of worden gerealiseerd, zoals het Maankwartier, het stadskantoor en de in aanbouw zijnde woningen bij Sporthuis Diana, zijn wel heel duidelijk geïnspireerd op hun omgeving zoals de Heerlense School voorschrijft, maar zeker niet ontworpen volgens de principes van Historiserend Bouwen.

Het Maankwartier put onder andere inspiratie uit carréboerderijen en de industriële gebouwen van de ON mijn, het stadskantoor is geïnspireerd op het naastgelegen gemeentehuis en de woningen bij Sporthuis Diana zijn geïnspireerd op de voormalige muziekschool en de Schelmentoren. Door deze ontwerpen, zelfs binnen Heerlen, te verplaatsen, verliezen ze hun context. Dát is voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld binnen De Heerlense School. Bij het Promenadepark zie ik deze contextuele inspiratie (nog) niet.

Daarom roep ik op om de ontwerpers terug te sturen naar de tekentafel, zodat er op Schinkel Zuid voor minimaal de komende 30 jaar wél iets komt dat van waarde is voor Heerlen. En niet iets dat typisch is voor de architectuur van deze tijd en net zo goed in Leidsche Rijn had kunnen staan. Op eenheidsworst zitten we in Heerlen namelijk niet te wachten.

Alternatieven voor TK-Maxx

Gisteren kondigde Hart Leers op Facebook de mogelijke sluiting van de TK Maxx in Heerlen aan. Oorzaak hiervan zou zijn dat de gemeente niet zou meewerken aan een betere zichtbaarheid van het TK-Maxx pand door de bomen voor het pand niet te kappen of snoeien en de vergunning van de eveneens in het zicht staande Smulbar te verlengen. Want als het TK-Maxx pand beter zichtbaar is, zullen de omzetcijfers door het dak schieten is de redenatie!

Blijkbaar leven ze bij TK-Maxx, verhuurder Metroprop en Hart Leers nog in het tijdperk dat een zichtlocatie een significant verschil in omzet maakt. Maar de tijd dat mensen doelloos door de winkelstraten slenteren wanhopig op zoek naar plekken om hun geld uit te geven aan dingen die ze dringend of iets minder dringend tot totaal niet nodig hebben, is toch echt wel voorbij. Zeker in Heerlen. Het aantal passanten in de Heerlense winkelstraten is de laatste jaren immers flink gedaald. Er zijn heel wat andere mogelijkheden voor ontspanning bijgekomen de laatste jaren en de funshoppers die er zijn, kiezen niet meer voor Heerlen als jachtgebied.

Toch zijn funshoppers wel de doelgroep van TK-Maxx. Gericht shoppen is door het snel wisselende assortiment namelijk nogal lastig. Je hebt geen idee wat je gaat aantreffen als je naar binnen gaat, laat staan waar je daarna mee naar buiten komt. Zo’n concept kan in Heerlen alleen functioneren als een lagere omzet gecompenseerd wordt door lagere vaste lasten of voldoende grote marges om de vaste kosten te dekken en zo een mooi bedrijfsresultaat te genereren. Blijkbaar slaagt TK-Maxx daar niet in en moet een beter zichtbare gevel meer klanten naar binnen trekken om de omzet verhogen.

Natuurlijk gaat dat ook met een beter zichtbare gevel niet gebeuren. De mensen die in Heerlen winkelen, winkelen gericht en weten TK-Maxx heus wel te vinden tijdens hun ronde door het centrum. We kunnen er dus van uitgaan dat TK-Maxx vroeg of laat vertrekt. Maar welke mogelijkheden zijn er dan nog voor dit pand?

Optie 1. Slopen, net al de Plu
Eerst even een stukje historie. Dit pand is in de jaren 1920 gebouwd als eerste vestiging van V&D in Heerlen. In 1958 ging V&D naar het nieuwe Raadhuisplein, het is mij onduidelijk of de V&D aan de Bongerd toen sloot of dat dit pas gebeurde toen V&D in de jaren 1970 verhuisde naar het hoekpand van de Promenade. Het pand aan de Bongerd werd in ieder geval omgebouwd tot winkelcentrum ‘De Bongerd’. Er kwam een donkere passage tussen Bongerd en Geleenstraat waaraan meerdere kleinere winkeltjes gevestigd waren. Ook zat op de bovenste verdieping lange tijd een Mexicaans restaurant. Toen de meeste winkeltjes weer waren gesloten kwam na lange tijd leegstand en een flinke verbouwing de vestiging van TK-Maxx.

Over het algemeen is mijn mening over de toekomst van (voormalige) winkelcentra in Heerlen vrij simpel. Of het nu De Plu, De Klomp, ‘t Loon of het Corio betreft: Slopen die handel. Maar De Bongerd is daarop een uitzondering. Naast het Glaspaleis en tegenover de jaren ‘70 panden op de Bongerd vormt dit pand een typisch Heerlens contrast dat behouden moet blijven. Daarnaast is het een fraai exemplaar van één van de eerste (zoniet het eerste) warenhuizen in Heerlen en het enige in traditionele baksteen. Ook biedt het pand gezien de locatie nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden.

2. Een ander grootwinkelbedrijf als huurder
Een andere optie is het opnieuw verhuren aan een ander grootwinkelbedrijf. De vraag is hoe lang dit goed gaat. Veel grootwinkelbedrijven hebben het moeilijk en vechten tegen een faillissement. De meesten lijken ook niet in de rij te staan voor een vestiging in Heerlen, getuige de grote inzet van Metroprop om TK-Maxx te behouden.

Eén grootwinkelbedrijf is wel interessant voor De Bongerd: C&A uit ‘t Loon halen en naar het echte centrum brengen. Daarmee wordt het winkelgebied definitief verkleind,  hetgeen mogelijkheden biedt voor een steeds groter wordende wens van veel Heerlenaren: Een andere invulling voor het gebied van ‘t Loon.

3. Een geheel andere invulling
Mijn favoriete optie is een geheel andere invulling van ‘Winkelcentrum De Bongerd’. Winkels die het goed doen in Heerlen zijn de wat kleinere winkelconcepten die geen onderdeel zijn van een grote keten. Zeg maar de Streetwise concepten. De Bongerd biedt mogelijkheden om elkaar versterkende concepten te bundelen tot een gethematiseerde ‘shopping beleving’ op het gebied van mode, food, interieur, design of een andere creatieve groep ondernemers die door de krachten te bundelen de Heerlense lente samen verder kunnen inkleuren en zo hun stempel op de stad drukken. Waarom kan bijvoorbeeld het foodcourt dat in Schinkel Zuid komt, niet in de Bongerd worden gevestigd?

Mijn favoriete karakteristieke Heerlense panden

Naar aanleiding van het boek 153 karakteristieke panden in Heerlen, vroeg De Limburger mij naar mijn mening over panden die karakteristiek zijn voor Heerlen.

Ik koos niet voor de mooiste panden, maar wel voor de plekken in Heerlen die een verhaal vertellen. Daarbij mogen de kruising Willemstraat / Kloosterkensweg / Sittarderweg / Meezenbroekerweg, de stationstunnel en de lelijkste McDonalds van Nederland natuurlijk niet ontbreken! Natuurlijk vroeg ik ook wat aandacht voor de Promenade, maar dat stukje heeft het artikel helaas niet gehaald…

Een arbitraire lijst karakteristieke panden

De rommelige Heerlense architectuur, met de juiste mensen kun je er uren over discussiëren. Mooi of lelijk, waardeloos of waardevol, karakteristiek of betekenisloos, iedereen kijkt er anders tegenaan. Recent benoemde wethouder Clemens het als zodanig nauwelijks gebruikte sportpark Kaldeborn nog tot gemeentelijk monument. Meer benoemingen zullen spoedig volgen, was zijn belofte. Een voorzet daarvoor levert degroep vrijwilligers van de Open Monumentendag Heerlen door 153 karakteristieke Heerlense panden, die geen rijks- of gemeentelijk monument zijn, te bundelden in een boek. Of ja, 152 panden en 1 brandkraan om precies te zijn. Want natuurlijk is zo’n lijst discutabel. 

Naast rijks- en gemeentelijke monumenten heeft Heerlen ook een aantal ‘beschermde stadsgezichten’. Hiervan staat de Maria Christinawijk wel in de lijst met karakteristiek panden maar bijvoorbeeld het Eikenderveld en Beersdal niet. Hoe is die keuze tot stand gekomen? Dan staan er in deze lijst een aantal architectonisch interessante panden, maar waarvan de verdere waarde zeer discutabel is. De kopgebouwen op de Promenade zijn hiervan het beste voorbeeld, maar ook de ontwerpen van Bisscheroux, inclusief het voormalige ‘toetergebouw’ waarvan de gevel in 1985 onherkenbaar is vervangen door architectonische middelmatigheid (wat op zichzelf dan weer wél karakteristiek voor Heerlen is) en waar de dominante staalconstructie alleen nog zichtbaar is aan de achterzijde. Van deze gebouwen moet je je afvragen of ze waardevol genoeg zijn om te beschermen. Want dat is natuurlijk wel het doel van het opstellen van een lijst zoals deze. 

Dan zijn er natuurlijk ook panden die eigenlijk op de lijst hadden gemóeten, maar nu ontbreken. Want als de huidige ABN AMRO Bank aan het einde van de Promenade op de lijst mag, dan moeten de warenhuizen aan het begin van de Promenade er zeker ook op. Wellicht architectonisch minder interessant, maar tegenover en samen met het Glaspaleis vormen dit wel fraaie voorbeelden van de ontwikkeling van het fenomeen warenhuis. Waar het Glaspaleis een transparant en naar buiten gericht warenhuis was, zijn deze warenhuizen fraaie voorbeelden van de gesloten en naar binnen gerichte latere warenhuizen. Van mij mag overigens de gehele Promenade met haar luifels in Lijnbaan stijl op de lijst, als toonbeeld van de Heerlense na-oorlogse voorspoed. Ook opvallend afwezig zijn de gevels van de Rivoli en de Maxim. Waar ter wereld zie je in een paar meter naast elkaar de ontwikkeling van bioscoopgevels van de jaren 30 tot de jaren 80? Architectonisch interessant én typisch Heerlen, dat verdient absoluut een nominatie voor zo’n lijst. Een ander pand dat een nominatie verdient is de huidige McDonald’s. Niet omdat het zo fraai is, maar wel vanwege de ruwe stijlovergang midden in de gevelwand van een plein. Ook dat is architectonisch interessant en ook weer typisch Heerlen. 

Tot slot nog twee plekken die architectonisch wellicht niet interessant zijn, maar zeker karakteristiek zijn voor Heerlen: Kempkensweg 1, ofwel de voormalige Shangri-La. De plek waar de harddrugs Heerlen binnen kwam en een moeilijke periode voor Heerlen nog veel moeilijker werd. Aansluitend daarop verdient ook het deel van de stationstunnel dat er nog steeds is, maar verborgen ligt onder het Maankwartier, absoluut een plek in iedere lijst van karakteristieke Heerlense bouwwerken. Het is immers niet alleen de architectuur die een bouwwerk karakteristiek maakt. 

Over het Maankwartier gesproken, ook dat staat niet op de lijst van 153 panden. Van alle plekken in Heerlen is dat toch wel een heel karakteristieke plek, zeker ook architectonisch. Hoe kun je daar overheen kijken? Ik vind dat echt onbegrijpelijk.

Zo zijn er vast nog heel wat andere bouwwerken die karakteristiek zijn voor Heerlen en een plek op een lijst als deze hadden moeten krijgen. Laten we daarom deze lijst dan ook zien als een volgende stap in de discussie, en niet als een definitief gegeven. 

De commune

Hoewel mijn ouders allebei van Heerlen waren, kozen ze voor Schaesberg toen de heroïne via de Afcent Heerlen in haar greep kreeg. Het werd een gezinshuis in een typisch jaren ‘70 bloemkoolwijkje met woonerven waar huizen als communes rondom een zandbak en een grasveld waren gebouwd. Maar achter de huizen torende het gevaar boven de commune uit. Tien woningen op een rij, tien verdiepingen hoog. En aan de Heerlense kant van het boevenbosje (Kisselsbos) nog meer van hetzelfde kwaad.   

Van het Heerlense De Weverziekenhuis werd ik naar de commune gebracht. Het huis was versierd, een houten bord in de vorm van een ooievaar in de voortuin, je kent het wel. De 24 maanden voor mijn komst waren in de commune al 5 jongetjes geboren. Een maand na mij volgde er nog één. Met z’n zevenen speelde de Sjeetergang in de zandbak en voetbalden we op het gras. We hielden wedstrijden wie de ronde om het grasveld het snelste kon afleggen op alle mogelijke manieren: Kruipend, rennend, met driewielers, steps, skelters, bmx’en en mtb’s. Maar hoe vriendelijk de commune van binnen ook was, het gevaar was nooit ver weg. Als iemand tijdens het voetballen de bal de struiken in schoot, was het altijd goed uitkijken als je de bal pakte. Hetzelfde bij verstoppertje. Voordat je ging zitten altijd eerst goed kijken of er geen spuit lag. Want van spuiten werd je ziek.

Dat overal een spuit kon liggen was normaal. Zo was het overal, dus ook hier bij ons in de commune. Veel later leerde ik pas dat dit helemaal niet zo normaal is. Dat het gevaar uit de flats achter de commune kwam. En van de andere kant van het Kisselsbos, waar ook zulke flats stonden. Daar, in de goedkoopste woningen van de Oostelijke Mijnstreek, woonden de Heinies. De verslaafden. Er woonden zelfs dakloze Heinies in het bos. Daarom was het voor ons ook strikt verboden om daar te komen. Want daar lagen pas echt veel spuiten. En van spuiten werd je ziek.

Zo was de rest van de wereld buiten onze commune. Overal Heinies. Overal spuiten. Ieder voorjaar was er in Landgraaf zelfs een festival waar heel veel Heinies uit de rest van Nederland, Duitsland en België naar toe kwamen. Wist ik veel. 

Waar de Sjeetergang opgroeide tot de lafste bende van de Mijnstreek, was de wereld buiten de commune hard. Daar moest je vechten om te overleven. Ik zag dat bij de voetbal. Er was een seizoen waarin al onze wedstrijden eindigden in een vechtpartij. Behalve Vinkenslag uit. Daar vonden we 0-1 winnen al gevaarlijk genoeg. Een tweede goal durfden we niet eens te maken, laat staan vechten. Ik zag teamgenoten die verleidingen niet konden weerstaan. En daarnaast nog veel meer anderen. De zwakken. De meelopers. Er waren daar veel van buiten de commune. Laatst zag ik een teamgenoot van de voetbal terug op Facebook. Hij stond te dansen bij Minli. Al snel verscheen zijn profielfoto, waarop hij zijn dochtertje op de arm heeft, in de Sjeetergang whattsapp groep. Arm kind. 

Zoals veel jongeren trok ook de Sjeetergang weg uit de Oostelijke Mijnstreek. De eersten om te studeren, de anderen volgden daarna ook, waaronder ik. Alleen losers bleven achter. Pas toen ik weg was zag ik dat de rest van Nederland anders was. Dat de Oostelijke Mijnstreek wel op het Amsterdam leek dat je van tv kende, maar dat de rest van Nederland niet lijkt op Amsterdam en de Oostelijke Mijnstreek. Dat heel Nederland niet bestaat uit heroïne Heinies die leven in afgeleefde galerijflats. Ik moest mijn beeld van de maatschappij drastisch bijstellen. 

Ik zag dat die Mijnstreek zonder mijnen waar ik opgegroeid was, mij had gevormd. Een plek waar school altijd heel belangrijk was, want zonder opleiding geen inkomen en geen toekomst. Een plek waar je altijd je eigen weg moest kiezen en waar je zag dat het goed is om verleidingen van het leven te weerstaan. Waar het leven je leerde dat je je toekomst in eigen handen hebt. Dat je eerst moet denken en dan pas moet doen. Dat je moet vechten om dingen voor elkaar te krijgen en je niet moet laten afleiden. Dat is wat de Mijnstreek mij heeft meegegeven. Ik weet niet of dat beter of slechter is dan iets anders. Maar het is hoe ik met deze streek ben verbonden. 

Hoewel ik het mijzelf verboden had, keerde ik na 10 jaar toch weer terug naar Heerlen. Terug naar de omgeving waar ik de wetten en regels van het spel ken tot in mijn diepste vezels. Om nu een beetje ondeugend te spelen met diezelfde wetten en regels. Een klein steentje bijdragen aan een nieuwe mentaliteit. Want de tijd van de Oostelijke Mijnstreek waarin ik opgroeide ligt ondertussen ruim achter ons. Ik betrap mezelf er ook steeds vaker dat ik het hier Parkstad noem.

De vastgoedbaas en de politicus

Het duurde niet lang voordat de foute vastgoedbaas tegen zijn gesprekspartner uit de politiek in woede uitbarstte en de 3e aflevering van deze Heerlense online talkshow degradeerde tot één van de betere afleveringen van de Jerry Springer Show. Vanwege de coronamaatregelen waren Jerry en de beveiliger in deze Heerlense variant overigens gereduceerd tot dezelfde persoon, wat bij mij als kijker af en toe tot wat verwarring leidde. 

De politicus liet het getier van de vastgoedbaas ogenschijnlijk gelaten over zich heen komen, wetende dat het niet de woorden zijn die bij het publiek blijven hangen, maar de beelden. En dat er nog wel wat gelegenheden zullen komen om deze beelden uit het archief op te duikelen.

Terwijl ik naar het scherm keek schudde ik mijn hoofd. Wat moet deze stad worden met deze mannen? Tot ik mijn gedachten in een breder perspectief plaatste en alleen nog maar kon glimlachen. Het zijn niet deze mannen op dit podium die deze stad maken. De mensen die de stad maken, dat zijn wij!

Wij, degenen die bezit nemen van de bankjes in de fraai bloeiende parkjes van het Maankwartier.

De vader die zijn kind voor het grote raam in de stationshal zet.

Iedereen die een ijsje eet op één van de bankjes achter de marktkramen op de Promenade. 

Het stel dat na het hardlopen fruit koopt op de markt.

De stadstuinierders die nieuwe planten zaaien. 

De kunstenaar die aan zijn nieuwe project begint.

De streetart hunter die het laatste werk van Yasja fotografeert.

En al die anderen. Díe maken de stad. 

Leuk zo’n trappentoren, maar het Mijnmuseum pakt ‘Het verhaal van Heerlen’ nog veel groter aan!

Het gaat nu hard met het Verhaal van Heerlen! Vandaag kondigde de Gemeente Heerlen aan dat ‘Het Verhaal van Heerlen’ niet alleen verteld gaat worden in de nieuwe ‘experience’ van Visit Zuid Limburg, maar ook in het nieuwe Mijnmuseum!

Hiervoor gaat het Mijnmuseum verhuizen naar het Peutz-pand waar ooit warenhuis Kneepkens was gevestigd, in de Dr. Poelsstraat. ‘Zo’n trappentoren is leuk, maar wij gaan het wat groter aanpakken!’ moeten ze bij het Mijnmuseum hebben gedacht! En terecht!

Op de nieuwe locatie zal op vier verdiepingen aan de hand van vier kleuren worden verteld over vier tijdlijnen uit het verleden van Heerlen: De zwarte verdieping over het ondergrondse verleden, de gouden verdieping over de bovengrondse welvaart, de grijze verdieping over de periode na de mijnsluitingen en de groene verdieping vertelt over de transformatie van ‘zwart naar groen’.

Ik moet ze gelijk geven daar bij het Mijnmuseum. Zo’n trappentoren is leuk, maar ook erg beperkt om ‘Het Verhaal van Heerlen’ te vertellen. Daar heb je minimaal een heel gebouw voor nodig. Gelukkig zijn er zelfs in Heerlen nog mensen die nog groter durven denken dan ik!

Helaas duurt het allemaal nog even, maar ik kan niet wachten tot ik dit nieuwe museum kan bezoeken!

Foto: Rijckheid

Reactie op ‘Trots’

In zijn reactie ‘Trots’ op het artikel ‘Heerlen door de tijden heen’ in De Limburger van 11 december betoogt de heer Van Mastrigt dat het beter is om de Heerlense sloopperiode te begraven. Door dat te doen zou opnieuw een generatie uit de Heerlense geschiedenis worden gewist en wederom dezelfde fout worden gemaakt die Heerlen in het verleden al eens eerder heeft gemaakt.

Wellicht is de term sloopperiode niet geheel de juiste, deze staat ook nog ter discussie. Maar laten we nu eindelijk eens de gehele geschiedenis van Heerlen waarderen. Zonder diep uitgesleten dalen zijn bergen immers een stuk minder hoog. Het zijn de dalen die pieken indrukwekkend maken. De sloopperiode, of ‘rauwe periode’ zoals ik prefereer, is nodig om het gehele verhaal van de stad te vertellen. Al is het maar om een voorbeeld te stellen hoe niet moet worden omgegaan met lokale historie. Of om de omliggende pieken in het juiste perspectief te zetten. De rauwe periode is nodig om het socialistische postmodernisme van de ‘nieuwe tijd’ ofwel ‘culturele lente’ op de juiste manier te kunnen waarderen.

Rik Mertens (1982), Heerlen

image

Mijn Rauwe Landmark wordt werkelijkheid!

Toen ik het schreef vond ik het zelf ook een idioot idee. Het ombouwen van een trappentoren van een te slopen kantoor- en winkelcentrum naar een toeristische attractie waarin ‘Het Verhaal van Heerlen’ werd verteld. Ik deed dit maffe voorstel in maart 2018 in mijn column ‘Een rauwe landmark’ op de site ‘Ik ben in Heerlen, Wat Nu?!’. Het werd maar eens tijd dat Heerlen haar verleden ging accepteren, waarderen en uitdragen, vond ik toen.

Inmiddels is de betreffende trappentoren van De Plu gesloopt. Maar het idee van ‘Het Verhaal van Heerlen’ leeft nog steeds voort. Zo stonden deze woorden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 letterlijk in het akkoord van de nieuwe Heerlense coalitie. Om dat college tot iets meer daadkracht te manen, diende ik begin dit jaar in samenwerking met de Heerlense SP, in Heerlen de grootste partij, en een aantal andere Heerlenaren een raadsinitiatief in waarin we ‘Het Verhaal van Heerlen’ alvast iets verder uitwerkten. Ondertussen beperkten we in dit initiatief ook nog even de invloed van projectontwikkelaars op de openbare ruimte. Het initiatief werd met een grote meerderheid door de raad aangenomen.

Heerlen Parkstad Experience

Maar daar bleef het niet bij. Nu is er namelijk wel heel mooi nieuws voor ‘Het Verhaal van Heerlen’. De gemeente kondigde afgelopen week aan dat Visit Zuid Limburg (voorheen beter bekend als de VVV) mijn ‘Rauwe Landmark’ tot werkelijkheid gaat maken! Weliswaar niet als ‘landmark’ op de plek van de Plu, maar op een veel mooiere en betere locatie; in het fraaie Maankwartier, recht tegenover het treinstation!

Hiermee zetten gemeente Heerlen en Visit Zuid Limburg eindelijk de eerste stappen om van Heerlen, naast Valkenburg (en het omliggende Heuvelland) en Maastricht, de derde toeristische hotspot van Zuid Limburg te maken! Heerlen als toeristische hotspot klinkt misschien een beetje gek, maar dat is het helemaal niet. Heerlen is wellicht niet de fraaiste stad, maar zeker wel één van de interessantste. En daarmee heeft Heerlen de bezoeker van Zuid Limburg zeker wat te bieden. Erg veel te bieden zelfs!

In Heerlen zullen mensen met interesse in de Romeinse tijd, industrieel erfgoed (mijnbouw), architectuur (Modernisme en daarnaast nog vele andere vormen) en verschillende vormen van Streetart hun hart ophalen. Maar het interessantste dat Heerlen wellicht te bieden heeft is te laten zien wat er gebeurt als één van de rijkste steden in korte tijd verandert in dé drugshoofdstad en armste stad van Nederland. En hoe we met z’n allen op creatieve wijze weer opkrabbelen uit dat dal.

Kortom, kom deze zomer zeker naar Heerlen om je te verdiepen in ‘Het Verhaal van Heerlen’ als de ‘Experience Heerlen Parkstad’ van Visit Zuid Limburg in het Maankwartier open is!

En die trappentoren terugbouwen kan altijd nog.