Hoewel mijn ouders allebei van Heerlen waren, kozen ze voor Schaesberg toen de heroïne via de Afcent Heerlen in haar greep kreeg. Het werd een gezinshuis in een typisch jaren ‘70 bloemkoolwijkje met woonerven waar huizen als communes rondom een zandbak en een grasveld waren gebouwd. Maar achter de huizen torende het gevaar boven de commune uit. Tien woningen op een rij, tien verdiepingen hoog. En aan de Heerlense kant van het boevenbosje (Kisselsbos) nog meer van hetzelfde kwaad.
Van het Heerlense De Weverziekenhuis werd ik naar de commune gebracht. Het huis was versierd, een houten bord in de vorm van een ooievaar in de voortuin, je kent het wel. De 24 maanden voor mijn komst waren in de commune al 5 jongetjes geboren. Een maand na mij volgde er nog één. Met z’n zevenen speelde de Sjeetergang in de zandbak en voetbalden we op het gras. We hielden wedstrijden wie de ronde om het grasveld het snelste kon afleggen op alle mogelijke manieren: Kruipend, rennend, met driewielers, steps, skelters, bmx’en en mtb’s. Maar hoe vriendelijk de commune van binnen ook was, het gevaar was nooit ver weg. Als iemand tijdens het voetballen de bal de struiken in schoot, was het altijd goed uitkijken als je de bal pakte. Hetzelfde bij verstoppertje. Voordat je ging zitten altijd eerst goed kijken of er geen spuit lag. Want van spuiten werd je ziek.
Dat overal een spuit kon liggen was normaal. Zo was het overal, dus ook hier bij ons in de commune. Veel later leerde ik pas dat dit helemaal niet zo normaal is. Dat het gevaar uit de flats achter de commune kwam. En van de andere kant van het Kisselsbos, waar ook zulke flats stonden. Daar, in de goedkoopste woningen van de Oostelijke Mijnstreek, woonden de Heinies. De verslaafden. Er woonden zelfs dakloze Heinies in het bos. Daarom was het voor ons ook strikt verboden om daar te komen. Want daar lagen pas echt veel spuiten. En van spuiten werd je ziek.
Zo was de rest van de wereld buiten onze commune. Overal Heinies. Overal spuiten. Ieder voorjaar was er in Landgraaf zelfs een festival waar heel veel Heinies uit de rest van Nederland, Duitsland en België naar toe kwamen. Wist ik veel.
Waar de Sjeetergang opgroeide tot de lafste bende van de Mijnstreek, was de wereld buiten de commune hard. Daar moest je vechten om te overleven. Ik zag dat bij de voetbal. Er was een seizoen waarin al onze wedstrijden eindigden in een vechtpartij. Behalve Vinkenslag uit. Daar vonden we 0-1 winnen al gevaarlijk genoeg. Een tweede goal durfden we niet eens te maken, laat staan vechten. Ik zag teamgenoten die verleidingen niet konden weerstaan. En daarnaast nog veel meer anderen. De zwakken. De meelopers. Er waren daar veel van buiten de commune. Laatst zag ik een teamgenoot van de voetbal terug op Facebook. Hij stond te dansen bij Minli. Al snel verscheen zijn profielfoto, waarop hij zijn dochtertje op de arm heeft, in de Sjeetergang whattsapp groep. Arm kind.
Zoals veel jongeren trok ook de Sjeetergang weg uit de Oostelijke Mijnstreek. De eersten om te studeren, de anderen volgden daarna ook, waaronder ik. Alleen losers bleven achter. Pas toen ik weg was zag ik dat de rest van Nederland anders was. Dat de Oostelijke Mijnstreek wel op het Amsterdam leek dat je van tv kende, maar dat de rest van Nederland niet lijkt op Amsterdam en de Oostelijke Mijnstreek. Dat heel Nederland niet bestaat uit heroïne Heinies die leven in afgeleefde galerijflats. Ik moest mijn beeld van de maatschappij drastisch bijstellen.
Ik zag dat die Mijnstreek zonder mijnen waar ik opgegroeid was, mij had gevormd. Een plek waar school altijd heel belangrijk was, want zonder opleiding geen inkomen en geen toekomst. Een plek waar je altijd je eigen weg moest kiezen en waar je zag dat het goed is om verleidingen van het leven te weerstaan. Waar het leven je leerde dat je je toekomst in eigen handen hebt. Dat je eerst moet denken en dan pas moet doen. Dat je moet vechten om dingen voor elkaar te krijgen en je niet moet laten afleiden. Dat is wat de Mijnstreek mij heeft meegegeven. Ik weet niet of dat beter of slechter is dan iets anders. Maar het is hoe ik met deze streek ben verbonden.
Hoewel ik het mijzelf verboden had, keerde ik na 10 jaar toch weer terug naar Heerlen. Terug naar de omgeving waar ik de wetten en regels van het spel ken tot in mijn diepste vezels. Om nu een beetje ondeugend te spelen met diezelfde wetten en regels. Een klein steentje bijdragen aan een nieuwe mentaliteit. Want de tijd van de Oostelijke Mijnstreek waarin ik opgroeide ligt ondertussen ruim achter ons. Ik betrap mezelf er ook steeds vaker dat ik het hier Parkstad noem.