Gisteren verscheen het artikel ‘Scènes uit het leven van een Limburgs meisje’ op NRC.nl. Het ‘meisje’ dat het artikel geschreven heeft, is denk ik iets ouder dan ik. Toch is dit artikel heel herkenbaar voor dit Limburgse jongetje. De manier waarop zij de cultuur in de Mijnstreek beschrijft is ongelofelijk treffend. Hieronder een paar voorbeelden.
Vanzelfsprekendheid
“Ik kon naar het gym dus ging ik naar het gym. De vanzelfsprekendheid van die keuze lag besloten in mijn moeders jeugd.”
“Toen begin twintigste eeuw de steenkoolindustrie de streek in bezit nam, moest van keuterboeren toegewijde mijnwerkers worden gemaakt. Waar tot dan toe man en vrouw samen het land hadden bewerkt en hun beesten verzorgd, veranderde hun samenleven ingrijpend.”
Ik kon dan zelf niet naar het gym, maar gelukkig was HAVO ook prima. Wat heel herkenbaar is, is de vanzelfsprekendheid van die keuze. Ondertussen weet ook ik dat die keuze geen vanzelfsprekendheid was. Anderhalve generatie voor mij heeft die keuze nooit mogen maken. Toen werden de mannen nog mijnwerker en de vrouwen huisvrouw.
Mijn, kerk en staat
“Elke zondag bracht ik met mijn vader, moeder en broers in de kerk het meest dooie uur van de week door.”
”Het mocht niet dus gebeurde het niet. (Iets wat de samenleving tekende: gewoonten en gebruiken bepaalden wat kon.)”
“Ze had minder ontzag voor autoriteit gehad dan in Zuid-Limburg gewoon was. Angst voor de macht was één van de pijlers van de Mijnstreek.”
”De totalitaire controle van mijn, kerk en staat werkte door tot in de volgende generatie. In de Mijnstreek keek men naar boven om te horen wat te doen. Ook na de sluiting van de mijnen stond hier geen bonus op ambitie en eigenzinnigheid.”
Dit is echt een festival van herkenning voor mij. Iets anders doen dan de gebruikelijke gewoonten en gebruiken was jarenlang not-done in de Mijnstreek. Geen ambitie. Geen eigenzinnigheid. En op zondag naar de kerk.
Drugshub
“Wanneer ik met vriendinnen in Heerlen ging winkelen, drinken en dansen, laveerden we tussen de spuiten door. Waar eind jaren vijftig bontjassen hadden geparadeerd, foerageerden heroïnejunks. De welvaart die Joop den Uyl de Mijnstreek had beloofd toen hij in 1965 de mijnsluiting aankondigde, was uitgebleven. Het tegendeel werd waar: geen stad viel zo snel zo diep als Heerlen; de rijkste stad van Nederland werd in tien jaar tijd een failliete en verloederde drugshub. De koempels verloren meer dan hun baan: met de zware industrie raakten ze identiteit en waardigheid kwijt. Trotse macho’s werden losers.”
“Wie opgroeide in de Mijnstreek kreeg als vanzelf belangrijke levenslessen mee. Geloof de autoriteiten niet meer, ze verraden je zo gemakkelijk als ze je paaien. De toekomst is onzeker en het verval nabij.”
“De zoon van onze huisarts ging kapot aan de heroïne: dat ik niet dacht dat nette mensen als wij altijd aan de vernieling ontsnapten.”
“Het maakte mensen voorzichtig. Kiezend voor behoud van wat er nog was.
Geen onnodig risico nemen, het leven had van zichzelf al onzekerheid
genoeg. Wie wat kon of wilde, trok noordwaarts, de rivieren over. Ik
werd deel van de braindrain die mijn geboortegrond in bloedarmoede
achterliet.”
Een treffender beeld van de Mijnstreek na de mijnsluitingen kan ik zelf niet schetsen. Het straatbeeld van voor de mijnsluitingen heb ik nooit gekend, maar de vernieling waaraan moeilijk te ontsnappen was na de mijnsluitingen, kan ik mij nog goed herinneren. In mijn beleving was dat de Mijnstreek, alsof het nooit anders was geweest. En tja, die braindrain. Daar ben ook ik onderdeel van geweest.
Een weggevaagd verleden
“…realiseerde ik me hoe weinig ik wist van de mijnbouw onder mijn geboortegrond. Ik was in er naar school gegaan, had er gestudeerd – nooit iets geleerd over steenkoolindustrie.”
“Alles wat aan de mijnen herinnerde, was weggevaagd. Met een laag aarde bedekt om er nooit meer over te praten.”
“De omvang van de mijnstreek, de economische betekenis voor Nederland, de allesbepalende transformatie die land en volk naar de mijnen had gevormd, het technisch vernuft én het aantal offers dat is gebracht – knap hoe zo’n grootse geschiedenis kon worden opgeborgen.”
Hoe weinig ik weet van het mijnverleden realiseer ik mij ook nu pas. Nu er dankzij het Jaar van de Mijnen veel aandacht is voor de mijnbouw. Ik realiseer mij ook nu pas hoe weinig er nog is dat herinnert aan de mijnbouw. Hoeveel er is weggevaagd in een mislukte poging om het verleden te doen vergeten. Ik vermoed dat men dacht dat het tastbare verleden te pijnlijk zou zijn. Eeuwig zonde vind ik dat. Vooral omdat het enige dat is weggevaagd de trots is. Dat is pas pijnlijk.